In dit hoofdstuk behandelen we het zelfstandig naamwoord en het lidwoord, het geslacht en het getal.
In het Frans heeft elk zelfstandig naamwoord (un nom) een geslacht : mannelijk
(masculin) of vrouwelijk (féminin). Bovenop dit geslacht heeft het zelfstandig
naamwoord ook een getal : enkelvoud (singulier) of meervoud (pluriel). Enkele
voorbeelden :
-un livre → geslacht : mannelijk
getal : enkelvoud
vertaling : een boek
-des vélos → geslacht : mannelijk
getal : meervoud
vertaling : fietsen (geen lidwoord in het Nederlands)
-une fille → geslacht : vrouwelijk
getal : enkelvoud
vertaling : een meisje
-des filles → geslacht : vrouwelijk
getal : meervoud
vertaling : meisjes ( geen lidwoord in het Nederlands)
Deel 1: het geslacht van het zelfstandig naamwoord
Indien een Frans zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens dan komt het
geslacht van het woord erg vaak overeen met het geslacht van de persoon in de
werkelijkheid :
- vendeuse (verkoopster → vrouwelijk in werkelijkheid!) → une / la vendeuse-
- vendeur (verkoper → mannelijk in werkelijkheid!) → un / le vendeur
- homme (man → mannelijk in werkelijkheid) → un / l’homme
- soeur (zus → vrouwelijk in werkelijkheid) → une / la sœu
De vraag is nu of en hoe we vrouwelijke woorden kunnen vormen of herkennen op
basis van de mannelijke basiswoorden. Je vindt hieronder enkele regels :
(1) Om het vrouwelijk te vormen vanaf een mannelijk woord voeg je, algemeen genomen, gewoon een « e » toe aan het einde van het woord :
- un étudiant (een student) → une étudiante
- un ami (een vriend) → une amie
- un professeur (een leerkracht) → une professeure
Er zijn echter heel wat uitzonderingen op regel (1) en die vind je hieronder [kijk goed naar de verschillen !] :
(2) Hebben een regelmatige vrouwelijke vorm, de woorden op -ien, -on, -eur, -teur:
- un musicien (een muziekant) → une musicienne (een muziekante)
- un champion (een kampioen) → une championne (een kampioene)
- un vendeur (een verkoper) → une vendeuse (een verkoopster)
- un chanteur (een zanger) → une chanteuse (een zangeres)
- un acteur (een acteur) → une actrice (een actrice)
(3) Woorden die al eindigen op een « e » blijven onveranderd en alleen het lidwoord verandert van geslacht :
- un ministre (een minister) → une ministre
- un concierge (een concierge) → une concierge
(4) Om te eindigen zijn er de woorden waarvan het vrouwelijk niet kan
gevormd worden door naar het mannelijke woord te kijken. Deze moet je goed
uit het hoofd leren :
- un garçon (een jongen) → une fille (een meisje)
- un fils (een zoon) → une fille (een dochter)
- un père (een vader) → une mère (een moeder)
- un homme (een man) → une femme (een vrouw)
- un mari (een man, echtgenoot) → une femme (echtgenote, vrouw)
- un monsieur (een heer) → une dame (een dame)
- un copain (een vriend) → une copine(een vriendin)
- un roi (een koning) → une reine (een koningin)
Indien een Frans zelfstandig naamwoord verwijst naar een ding (niet-mens), dan
is het geslacht grotendeels willekeurig. Dat betekent dat je samen met elk
nieuw zelfstandig naamwoorden ook het geslacht moet leren. Je kan dit
terugvinden in een woordenboek of afleiden uit de zin indien er een lidwoord
bij je naamwoord staat : une/la staan bij vrouwelijke woorden en un/le bij
mannelijke woorden. Meer daarover verderop!
Deel 2: het getal van het zelfstandig naamwoord
De zelfstandige naamwoorden hebben natuurlijk ook een getal, dat wil zeggen
dat ze in het enkelvoud of in het meervoud kunnen staan. Laten we eens kijken
hoe we de meervouden van de Franse zelfstandige naamwoorden vormen :
Regels om het meervoud te vormen van het zelfstandig naamwoord: (1) De standaard regel : voeg een « - «s » toe aan het einde van het woord : - un policier → des policiers - un homme → des hommes Hieronder volgen enkele uitzonderingen op de standaard regel : (2) Als je woord eindigt op « - s », « -x », « -z » in het enkelvoud dan voeg je niets toe aan het woord en zijn enkelvoud en meervoud identiek : - un cas → des cas [een geval → gevallen] - un choix → des choix [een keuze → keuzes] - un gaz → des gaz [een gas → gassen] (3) Als je woord eindigt op « -al » of « -au » in het enkelvoud, dan voeg meestal je een « -x » toe om het meervoud te vormen : - un journal → des journaux [een krant → kranten] - un tableau → des tableaux [een bord → borden] (4) Als je woord in het enkelvoud eindigt op « -eu », dan voeg je meestal een « -x » toe om het meervoud te krijgen : - un cheveu → des cheveux [een haar → haren] - un jeu → des jeux [een spel → spellen] (5) Enkele woorden op « -ou » nemen een « -x » in het meervoud : -un bijou → des bijoux [een juweel → juwelen] (6) Er zijn spijtig genoeg ook enkele erg onregelmatige meervouden : - un oeil → des yeux [een oog → ogen] - Madame → Mesdames [mevrouw (in de aanspreking) → mevrouwen, dames] - Monsieur → Messieurs [mijnheer (in de aanspreking) → heren
Deel 3: het bepaald en onbepaald lidwoord
In de delen 1 en 2 van dit hoofstuk kwam je al in contact met de kleine
woordjes un, un, des, le, la, les en l’ . Deze kleine woorden die je steeds
terugvindt voor het zelfstandig naamwoord noemen we lidwoorden (les articles).
Het Frans onderscheidt naar betekenis 3 soorten lidwoorden : de onbepaalde
lidwoorden (articles indéfinis), de bepaalde lidwoorden (articles définis) en
de delende lidwoorden (articles partitifs). We beperken ons in dit hoofdstuk
voorlopig tot de onbepaalde en bepaalde lidwoorden .
Lidwoorden hebben zoals de naamwoorden een geslacht en een getal :
| Article défini (bepaald lidwoord) | Article indéfini (onbepaald lidwoord) | |
| Masculin singulier (mannelijk enkelvoud) | LE père (de vader) | UN père (een vader) |
| Féminin singulier (vrouwelijk enkelvoud) | LA mère (de moeder) | UNE mère (een moeder) |
| Pluriel (meervoud) | LES enfants (de kinderen) | DES enfants (kinderen) |
*Het bepaald lidwoord (le, la, les) vertalen we in het Nederlands steeds als de
of het en het wordt gebruikt om te verwijzen naar een bepaald/gekend ding of
een bepaalde/gekende persoon:
- le médecin traitant: de behandelende arts
- la femme du Président : de vrouw van de President
- les enfants du Roi : de kinderen van de Koning
Merk op dat het meervoud (les) niet toont welk geslacht het naamwoord heeft !
Verder kan het bepaald lidwoord ook een algemeenheid uitdrukken :
- La santé est importante. [Gezondheid is belangrijk]
- Les animaux domestiques rendent notre vie supportable. [Huisdieren maken ons leven draaglijk.]
Het onbepaald lidwoord heeft de enkelvoudsvormen un, une die in het
Nederlands worden vertaald als een en in het meervoud gebruikt het Frans de
vorm des, waarvan het Nederlands geen vertaling heeft. Vergelijk onderstaande
zinnen en hun vertalingen :
-J’ achète UN pain → ik koop EEN brood
-J’achète UNE tartelette. → ik koop EEN taartje/gebakje.
-J’achète DES pains / DES pommes → ik koop broden / appelen.
|_> het Nederlands heeft geen woord voor « des »!
Het onbepaald lidwoord duidt een of meerdere « exemplaren » aan van een
bepaalde categorie. Zo verstaan we onder de uitdrukkingen un boulanger (een
bakker) het volgende : een (willekeurige) mens die tot de groep van de bakkers
behoort. Het meervoud « des » duidt meerdere personen van een groep aan. De
uitdrukking des boulangers stelt dat er meerdere (onbepaalde hoeveelheid)
personen zijn die tot de categorie/groep van de bakkers behoren.
Indien de lidwoorden le en la voor een woord staan dat met een klinker begint
(of een « onuitgesproken « h » ») dan veranderen de lidwoorden la / le in l’ .
We noemen deze procedure l’élision:
- le homme → l’homme [de « h » van « homme » wordt nooit uitgesproken ; uitspraak → [l ‘ om] ]
- la heure → l’ heure [de « h » wordt in dit woord ook nooit uitgesproken; uitspraak → [ l’ eur]]
- le aéroport [luchthaven] → l’aéroport [het woord aéroport begint met een klinker]
Indien de bepaalde lidwoorden (le en les, niet la of l’ !) verschijnen met de
voorzetsels à of de dan moeten we deze beide woorden samentrekken tot een
woord. Dit noemt men de articles contractés en hieronder vind je de regels:
| à + le | à + les | de + les | de + les |
| -Je vais au bureau de police -Elle parle au professeur. | – Je vais aux Etats-Unis – Elle pense aux enfants. | – Elle parle du ministre. – C’est le livre du frère de Luc ? | – Il se moque des professeurs. -Le prix des cigarettes continue d’augmenter. |
De vormen à la, à l’, de la , de l’ worden nooit samengetrokken:
- Je vais à la bibliothèque [ik ga naar de bibliotheek]
- Elle parle de la defaite des Diables Rouges.